·
Overal muziek, hard en bij
voorkeur lokale jengeldeuntjes.
·
Veel winkels hebben
luidsprekers op straat met harde muziek, zodat hier een normale avond lijkt op
een Nederlandse zomeravond op de kermis.
·
Extreem aardige en
hulpvaardige mensen.
·
Grote groepen jongeren
oefenen op straat en het sportveld in paraderen.
·
Kerkgezang galmt over de
daken van Ambon naast de oproepen van moskeeën.
·
Tropische vogels in
kooitjes.
·
Domino is zeer populair bij
de mannen, overal en altijd. Daarbij gaat het om wie het hardst het kaartje kan
neersmijten.
·
De sap van een bananenschil
kan uitstekend dienen als lijm om kapotte dominokaartjes te herstellen.
Zaterdag 7 september 1996
Zomaar, ineens staan we in Ambon, de plek waar zoveel
Nederlandse geschiedenis heeft plaatsgevonden. Een plek die al van kinds af aan
tot de verbeelding spreekt, waar de scheepsjongens van Bontekoe, Padde en Hajo,
zijn geweest. De plek waar de stoere zeebonken van terugkwamen met een
exotische papegaai op de brede schouder. Het is zeker ook de plek die Nederland
de welvaart heeft gebracht waar we nu nog op teren en waardoor wij nu hier
zitten. Daar is het natuurlijk allemaal voor geweest. De hele geschiedenis had
tot doel om ons van dit prachtige land te kunnen laten genieten….
Zondag 8 september 1996
Genieten van Ambon kunnen we nog niet, want we voelen ons
niet echt lekker. Wendy heeft al een paar dagen last van een zwerende lip en
wordt daar onderhand doodmoe van. En ik lijk wel kou gevat te hebben. Hoe het
mogelijk is in dit warme land weet ik niet, maar ik nies me een ongeluk, heb
een loopneus die de honderd meter binnen de tien seconden wil afleggen, een
hoofd als een baksteen en spieren die voelen alsof ze al tachtig jaar meegaan.
Afijn, een griep die vindt dat ik maar eens een dag moet genieten van het
interieur van een hotelkamer.
Maandag 9 september 1996
We voelen ons iets beter en besluiten vandaag informatie
in te winnen over boten naar de Banda eilanden, de “spice islands” waar Jan
Pieterszoon Coen de kruidnagel en nootmuskaat vandaan haalde.
Eerst halen we een monopoliespel vol aan geld opgehaald,
bijna anderhalf miljoen roepia. Als echte miljonairs puilen onze zakken uit,
want meer dan een miljoen in briefjes van tienduizend is een enorme stapel
biljetten. We moeten wel omdat de Banda eilanden waarschijnlijk geen
mogelijkheden bieden om aan geld te komen, wellicht zelfs geen “pos dan giro”
waar we terechtkunnen met onze girocheques. En we willen niet net als op
Derawan uit geldnood verplicht worden om te vertrekken…
Na we al dat geld verdelen tussen onze geldbuidels en
onze rugzakken, slenteren we door de straten van Ambon richting haven. Als we
ergens informatie moeten kunnen krijgen over boten naar Banda, is het daar wel.
Nu is een haventerrein niet direct een plek waar snel duidelijk is waar je moet
wezen.
Tussen de enorme bedrijvigheid door komt een vrouw in
zeer verzorgde kleding met bijpassend hoofddoekje onze richting uit lopen. Van
verre is al duidelijk dat ze ons gaat aanspreken.
En we vergissen ons niet.
In verbazingwekkend goed Engels vraagt ze of ze ons kan
helpen. Met onze Ternate ervaring nog vers in het geheugen en bij de aanblik
van zo’n goed geklede vrouw blijft onze achterdocht deze keer volledig
achterwege en vertellen haar onze plannen. Nou, zij zal dat varkentje voor ons
wel even wassen en sleept ons mee van het kastje naar de muur en weer terug.
Telkens aangesproken door rouwe havenarbeiders of in kantoortjes door
ambtenaren komt zelfs onze engel geen steek verder. Net op het moment dat we
het behoorlijk zat worden, krijgen we de persoon te pakken die blijkbaar weet
van boten naar Banda. Zaterdag, dus over vijf dagen om vier uur ’s middags gaat
er een goederenschip dat ook wel passagiers meeneemt.
Gelukkig, weten we dat ook weer. Onze begeleidster is nu
tevreden en neemt hartelijk afscheid. Ongelofelijk, net als in Ternate zijn we
diep getroffen door de hulpvaardigheid van de mensen hier. Zonder haar krijgen
we waarschijnlijk ook wel de
informatie, maar doen we er minstens de hele dag over. Nu sjouwt ze zomaar,
omdat ze dat leuk vindt, een paar uur over het havengebied met ons. We kunnen
er niet over uit en het raakt ons diep.
***
Vrijdag 13 september 1996
Terug in Ambon stad, kruipt Wendy onder de wol en loop ik
naar de haven, direct naar de plek waar we begin van de week met die aardige
vrouw uiteindelijk de man hadden gevonden die iets wist over de boot naar
Banda. Ik wil nog even informeren of de boot nog steeds om vier uur vertrekt,
je weet maar nooit, en heel misschien is het wel handig als ik vast kaartjes
kan kopen.
Na twee keer navragen kom ik vrij snel in een soort
kantine terecht en tref een norse man die chagrijnig meldt dat de boot nog
steeds om vier uur vertrekt. Maar ik ben duidelijk niet gewenst wat hij nogal
onbeschoft laat merken. Niet iedereen in de Molukken is zo aardig dus. Oké, dan
koop ik nog geen kaartjes. Sowieso is het veiliger pas kaartjes te kopen als je
zeker weet dat de boot vertrekt, want dan weet je zeker dat je van de goede
persoon de kaartjes koopt en niet van een kwakzalver met nepkaartjes.
We zien morgen op de boot wel.
Zaterdag 14 september 1996
Gisteren heeft Wendy aardig kunnen uitzieken dus zijn we
klaar voor de bootreis naar de Banda’s. We hebben nog genoeg tijd om ’s ochtend
door Ambon te slenteren en het Siwa Lima museum te bezoeken om nog wat Molukse
geschiedenis op te doen. Als we uit de bemo stappen, spreekt een vrouw ons
gelijk aan om ons het museum te wijzen. Als we binnen zijn is het niet het Siwa
Lima museum, maar een één of ander expositiegebouw van de onderwaterwereld van
de Molukken. Weinig bijzonder, al is het opgezette skelet van een Blauwe Walvis van zo’n twintig meter lengte wel
indrukwekkend. En eerlijk is eerlijk, een echte museummensen zijn we nu ook weer
niet, dus we zijn snel uitgekeken. Na het welbekende ritueel van gastenboek
tekenen en doneren, gaan we op zoek naar het echte museum dat we snel vinden.
Nu is alles wel in het engels uitgelegd, maar is de expositie een van los zand
aan elkaar hangende verzameling oude voorwerpen, klederdracht en “oud” munt -en
papiergeld, waaronder een nieuw briefje van vijftig gulden. Er is niets te zien
van de koloniale tijd, wat ik verwachtte, op een kleine vermelding van de
opstand op Saparua na. Hopelijk heeft Banda meer te bieden op dit gebied.
***
De Perintisboot vertrekt om vier uur. En je weet maar
nooit wat er gebeurt, dus wij pakken onze boel om tegen enen al richting haven
te lopen. Op straat en vooral rond het grote grasveld midden in Ambon stad zijn
grote groepen kinderen bezig te oefenen voor een parade. Druk marcherend in
lijn is het een gezellige chaos van schreeuwende kinderen en fluitjes.
Even laten we deze lollige bedoeling over ons heenkomen
en nemen plaats op één van de hoge stoepranden langs de kant van de straat. Dan
gaan we slingerend tussen de marcherende groepen door verder. De boot vinden we
snel, maar buiten het laden en lossen zijn er opvallend weinig mensen.
De boot gaat niet!
Maandag.
Dat is balen. Nu moeten we nog twee dagen doorbrengen in
een grote stad waar we eigenlijk helemaal geen trek in hebben. Ambon stad
klinkt misschien wel exotisch, maar het is een echte Aziatische stad waar niet
bijzonder veel te beleven valt. Even nog wil ik het bijltje erbij neergooien en
die hele boottrip naar de Banda’s maar laten zitten. Maar Wendy haalt me toch
over om nog even geduld te hebben en tot maandag te wachten. Oké, oké, we gaan
het maandag weer proberen.
Verandering van spijs, enzovoort…. We kiezen dus maar een
ander en vooral goedkoper hotel voor de twee nachten die we hier gedwongen
moeten verblijven.
Om de verveling toch een beetje te verdrijven slenteren
we Ambon in en komen in het grote winkelcentrum terecht. De begane grond is
ingericht als een markt met allemaal kleine hokjes waar net één persoon in kan
staan tussen alle verkoopwaar. Bij de trappen naar de luxere winkels gaan we op
de rand van een soort van droge fontein zitten voor onze meest favoriete
bezigheid tijdens het nietsdoen: “watching the world go by”.
Maar zoals het in Indonesië gewoon is, hoeven we niet
lang alleen te zitten. Een vrouw in spijkerbroek en T-shirt komt op ons af en
spreekt ons in goed engels aan alsof we de grootste vrienden zijn. Goed, dat
gebeurt hier aan de lopende band, dus we groeten rustig terug.
Maar dan herkennen we haar. Het is die aardige vrouw die
ons een halve dag over de haven heeft gesleept op zoek naar info over boten
naar Banda. Toen heel netjes gekleed met hoofddoek, nu in strakke spijkerbroek
en T-shirt. Wat een verschil. Ze legt uit dat ze die dag een sollicitatie had
voor een baan als engelse lerares. Tja, dan moet je als vrouw niet in
spijkerbroek verschijnen.
Gezellig kletsen we een eind weg als ze plotseling zegt
dat ze die andere dag nog iets was vergeten te vragen: “I really like to know,
how do you think about sex before marriage?”
Juist ja, om maar even met de deur in huis te vallen.
Wat volgt is een bizar en open gesprek over hoe onze
beide maatschappijen omgaan met vrouwen. Zij vertelt dat zij een gescheiden
vrouw is en daarom in deze moslim maatschappij niet meer aan een man zal kunnen
komen. Voor de moslim man is het van het grootste belang dat zijn vrouw nog
maagd is, onaangetast en puur. Een gescheiden vrouw is dat uiteraard niet, dus
zij kan een nieuwe relatie wel vergeten. Daarbij is het in deze mannenwereld zo
dat andersom geen probleem is. Mannen kunnen alles doen en laten wat ze willen
op seksueel gebied, ook voor het trouwen. Haar ex-man is bijvoorbeeld al weer
hertrouwd, terwijl zij als een soort verschoppeling door het leven moet gaan.
Zij is overduidelijk geïnteresseerd hoe dergelijke zaken
in onze maatschappij worden aangepakt en laat dat via een dergelijke directe
vraag weten. Zeer on-Indonesisch in onze ogen, dus zeer verassend. Vooral ook
omdat we haar kennen als goed geklede moslimvrouw.
Wij vertellen dat onze cultuur van dergelijke zaken geen
probleem maakt en dat vrouwen niet worden afgerekend op vroegere relaties. Sex
voor het huwelijk is normaal. Als ze mij aankijkt zeg ik nog dat als je echt
van een vrouw houdt dat het je niet uitmaakt of ze al sex met een andere man
heeft gehad. Een relatie in onze cultuur gaat uit van het heden. Zolang we
elkaar nu maar trouw blijven, doet het verleden niet ter zake.
Zuchtend kijkt ze ons aan en zegt dat ze dergelijke
dingen al had gehoord, maar dat ze het toch zeker wilde weten. Duidelijk laat
ze merken dat ze het systeem van haar land verafschuwt en dat onze cultuur veel
eerlijker met dit soort situatie omgaat.
“Yes, your country is much beter than mine.”
Een trieste conclusie van een zeer bijzonder gesprek.
’s Avonds komen we de paraderende jeugd weer tegen. We
vragen een willekeurige voorbijganger wat de aanleiding is voor dit
paradefeest. Dit is nog vanwege de festiviteiten voor de verjaardag van de stad
Ambon van 6 september. Vandaag is dus de dag van het wedstrijd marcheren.
Om niet continu over de mensenmassa heen te kijken nemen
we weer plaats op de hoge stoepranden om de parade gade te slaan. We
discussiëren met elkaar over dit voor ons typische fenomeen, een feest vieren
met een marcheer wedstrijd. Bij ons vieren we een zoveel jarig bestaan met
muziek, kermis, veel drinken en wellicht een optocht met een wedstrijd element.
Hier marcheren ze op militaire wijze. “Wat zegt dit over deze maatschappij?”
Ondertussen is Erik nogal in trek bij de Molukse meiden!
Hele groepen beginnen te giechelen bij het voorbijkomen. Zeer serieus
paraderende meisjes kijken toch snel opzij en ook de drilmeesteres weet tussen
haar commando’s door nog snel even opzij te kijken en “mister” richting Erik te
roepen. Schitterend!
Zondag 15 september 1996
Een nacht in Ambon stad doorkomen is niet zo moeilijk:
slapend. Maar nog een dag in een stad doorbrengen waarvan ik al het gevoel heb
er te lang te zijn, dat is echt minder. Naarstig op zoek naar een mogelijkheid
om de stad te ontvluchten vinden we in de Lonely Planet Hila, een dorp met
Nederlandse geschiedenis met haar fort Amsterdam en het oudste Nederlandse
kerkje op het eiland Ambon.
Maar helaas. Wij blijken de enigen die op het idee zijn
gekomen om vandaag naar Hilo te gaan en voor twee personen gaat de bus echt
niet. Tenzij we kiezen voor de briljante Indonesische oplossing: koop alle
zitplaatsen en de bus gaat ook voor twee personen. Dat is dus een onbetaalbare
grap.
Ergens bij een tentje halen we twee flesjes cola en
overpeinzen onze situatie. Het heeft ons nog niet echt meegezeten in de
Molukken. De fysieke gesteldheid laat te wensen over en dan dat gedoe met de
boot naar Banda zodat ons verblijf hier vooral bestaat uit wachten. En nu is er
al weinig om naar toe te gaan, kunnen we er nog niet heen ook. De sfeer in de
haven en busterminal is daarbij ook behoorlijk rottig, absoluut niet
hulpvaardig of gewoon aardig zoals we hier in de Molukken op straat veel tegen
komen. Ze lachen ons gewoon uit waar we bij staan en grijnzen met een blik van
“lappen maar met je vele toeristen geld als je ergens wil komen”. Tja, het kan
niet altijd meezitten. In deze periode besef ik wel dat de reis tot nu toe
fantastisch is gelopen. Deze tegenslagen stellen natuurlijk niets voor. Erger
is als je bestolen wordt of bedreigd, of met een enge ziekte in het ziekenhuis
terechtkomt. Of nog erger, als er iets ergs met het thuisfront is gebeurt zodat
je gedwongen wordt te beslissen om de reis al dan niet af te breken om naar
huis te gaan. Deze tegenslagen stellen niets voor.
Leuk is trouwens anders.
Na onze overpeinzingen en verfrissende cola hebben we
weer frisse moed om verder te kijken. We kunnen naar Waai, een plek met een
onderwater grot waar de locale bevolking een paar heilige alen vertroetelt. De
bus zit vol genoeg om te gaan, dus we kunnen Ambon stad toch nog ontvluchten.
![]() |
![]() |
We stappen uit bij een klein beekje waar het hele dorp
wasdag aan het houden is. Vele vrouwen staan tot de kuiten in het water
voorover gebukt stapels wasgoed uit te wringen. Een “speels” varkentje loopt
midden in de beek als een opzichter de boel te bekijken. Wij genieten een lange
tijd van de rust en het tafereel van de wassende vrouwen met hun kwispelend en
knorrend zwijntje.
Iets verderop maakt het beekje een bocht. Blijkbaar
verboden gebied, want daar is niemand meer te bekennen. Als we iets beter
kijken zien we een dikke aal op de bodem liggen. Ha, heilig gebied dus. We
ploffen neer in het gras langs de kant van het beekje om de omgeving rustig in
ons op te nemen.
Niet veel later stopt er achter ons een bemo waar een
stel Nederlanders uitklimmen, vergezeld door Molukkers. Even kletsen we met één
van die Nederlanders. Ze zijn op bezoek bij familie en worden in razend tempo
heel Ambon over gesleept om maar niets van Ambon te hoeven missen. Zuchtend
verklaart hij dat hij er best wel een beetje moe van wordt, want hij wordt geen
moment met rust gelaten. Tja, gastvrijheid nemen ze hier heel serieus. Het
duurt dan ook niet lang of hij wordt al weer geroepen want ze hebben de
opzichter gevonden en wat toegestopt zodat hij de alen gaat voeren.
![]() |
De show van de heilige zoetwater alen van Waai begint en
wij kunnen aanschuiven. De opzichter glijdt voorzichtig het water in met enkele
rauwe eieren in zijn hand. Met wat gespat en het breken van de rauwe eieren
weet hij drie alen tevoorschijn te toveren. Ze slurpen de rauwe eieren naar
binnen en verdwijnen vrij snel weer in de donkere spleten onder de oever.
Dit is voor de Indonesische familie het sein om snel in
de bemo verdwijnen, op naar de volgende “attractie”. Als een stel koeien laten
de Nederlanders zich weer in de bemo proppen. Vol medelijden zwaaien we naar
die man waar we even een paar woorden mee hebben gewisseld. Een vertwijfelde
handbeweging ontvangen we terug.
Arme man. Ik zie hem nog zitten met zijn bezwete, rode
hoofd, nauwelijks tijd om te verwerken wat hij allemaal ziet, laat staan tijd
om ervan te genieten. Onderworpen aan de niets ontziende en vooral enthousiaste
Molukse gastvrijheid ondergaat hij zijn lot gelaten en verzuchtend.
’s Middags willen we naar het strand, maar dat idee valt ruw in een water van een tropische stortbui. We informeren nog wel even bij de boot. Laatste bericht: hij vertrekt morgen om negen uur ’s ochtends. We zullen zien…